Update: 13 april 2024
Nieuwe update: D.V. 10 mei 2024
Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien. (Jesaja 53: 10b)
De profeet Jesaja begint hoofdstuk 53 met een zeer gewichtige vraag, een vraag van eeuwigheidsbelang: "Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wie is de arm des Heeren geopenbaard?" Wie gelooft de prediking van de lijdende Knecht des Heeren, de Verachte en door Zijn volk niet Geachte? Daar is een grote, voor Hem zo benauwde, eenzaamheid waar te nemen in Zijn lijdensgangen. Een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem. Wij achtten Hem, vanwege Zijn vermeende eigen ongerechtigheid, van God geslagen en verdrukt. Uitgeworpen van de kinderen Zijns volks en nog erger van God geplaagd en verlaten.
Wie heeft deze prediking geloofd? Aan wie is die arm der zaligheid des Heeren geopenbaard? Een onbegrepen, en door ons van nature ongewilde, gang. Een gang die ergernis opwekt, de gang van de Middelaar Gods en der mensen: het Lam van God. Onze tekst spreekt van een schuldoffer van de persoon des Middelaars naar Zijn menselijke natuur. Een offer dat verteerd moet worden door het vuur van de goddelijke wraak. Offer betekent ook: plaatsvervanging. Al de offeranden van het Oude Testament roepen om vervulling door het ene en eenmalige schuldoffer van het goddelijke Lam. Want al het bloed van stieren en bokken kan geen enkele zonde betalen en wegnemen. Die stromen van dierenbloed toonden door herhaling van die vele en velerlei offers aan dat de zonden nog bestonden (Hebr. 10:3).
De vervulling van de goddelijke wet en daarmede de zaligheid van de gehele uitverkoren kerk is gesteld in de handen van de Middelaar, door Zijn plaatsvervangend leven en sterven, door Zijn dadelijke en lijdende gehoorzaamheid. Een onschuldig, goddelijk Lam is de zondeschuld toegerekend van de gehele uitverkoren Kerk. De Rechter van hemel en aarde veroordeelt daarom nu die Ene, Alschuldige tot het vonnis van een drievoudige dood. Immers, de dood is de bezoldiging der zonde. Plaatsvervangende betaling zal echter alleen rechtvaardig zijn onder conditie van de vrijwilligheid van de plaatsvervanger. Onvrijwilligheid betekent onrechtvaardigheid. "Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben", zo lees ik. Hij stelt zichzelf gewillig en vrijwillig tot een schuldoffer. O, verheerlijkte gerechtigheid! Zwijgend lijdt Hij, doorlijdt Hij en brengt het lijden ten einde, wanneer Hij uitroept: "Het is volbracht." "Mijn Arm heeft Mij heil bereid. Mijn wet vervuld, een eeuwige gerechtigheid aangebracht, Mijn deugden verheerlijkt. Mijn Kerk zalig." Zo klinkt het uit de hemel. Met één offerande heeft Hij volmaakt degenen die door Hem tot God gaan.
Hoe heb ik daar deel aan? Door ruiling! Plaatsvervanging vraagt om ruiling. "Waar geloof is daar is ruilen", zegt ergens de reformator Luther. Dat wonder met Hem ruilen, voor in zichzelf verdoemden en vervloekten, voor driemaal ten dode opgeschrevenen. Hij in hun plaats, zij in Zijn plaats. "Indien ge dan Mij zoekt, zo laat dezen, de Mijnen, gaan." In dat dodelijkste uur ruilt Hij. Het geloof is een gave Gods.
En "als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien." Hij zal zaad zien, en het zaad zal Hem zien, gelijk Hij is. Hij zal nu niet meer alleen en eenzaam zijn als in Zijn vernedering. Die heerlijke Bruidegom zal eeuwig samen zijn met Zijn bruid. "Zie hier, Ik en degenen die Gij Mij gegeven hebt. Vader, zie Mijn bruid, Mijn duive." Zalig zijn de reinen van hart, de gereinigden door het geloofde Woord der gerechtigheid, want ze zullen God zien. De Bruidegom zullen ze zien in Zijn schoonheid. Nu al door het geloof ziende door een duistere spiegel, maar straks door heerlijk aanschouwen.
En toch nog heerlijker: de Bruidegom zal hen zien!
"Wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm des Heeren geopenbaard?"
Ds. K. Veldman, Otterville, Canada
(bron: kerkbode april 2024 van HHG Graafstroom)